Mijn grootvader was een dokter die een praktijk had in een klein stadje Philippi in West Virginia. Hier is mijn moeder geboren in 1934. Vandaag telt Philippi niet meer dan 2870 inwoners, dus hij was een plattelandsdokter begin dertiger jaren. Later verhuisde hij zijn jonge gezin naar Kokomo, Indiana, waar mijn moeder opgroeide, trouwde en waar ik ben geboren en getogen.
Op een dag toen ik 17 jaar was en mijn grootouders bezocht, gebruikte grootvader mijn bezoek als een excuus om zijn favoriete snack te eten, een kom met Breyers vanille ijs – een soort met stukjes vanille erin. Toen we aan de keukentafel gingen zitten, begon hij te vertellen over zijn praktijk in Philippi.
Koorts
“Op een dag belde Mevrouw Richardson en maakte een afspraak met jouw oma om naar kantoor te komen, omdat ze ziek was, maar die middag kwam ze niet opdagen. (mijn oma was een verpleegster en toentertijd de assistente van mijn opa). Ik was bezorgd dat ze te ziek was om langs te komen, dus liep ik naar haar huis en klopte op de hordeur.
Het was zomer en in die tijd hadden we geen airconditioning, we deden gewoon de deuren en ramen open. Nadat ik geklopt had, zei mevr. Richardson: “Hallo, Wie is daar?”, dus ik antwoordde: “Mevrouw Richardson, dit is Dokter Good. U kwam niet op de afspraak, dus kom ik even langs om te kijken hoe het met u gaat. Is alles goed?”
He pauzeerde even zodat we allebei een hapje van ons smeltend ijs konden nemen, en ik vroeg me af waarom hij een lach moest onderdrukken en waarom zijn ogen begonnen te glimmen, toen hij vervolgde: “Ze zei opnieuw ‘Hallo, wie is daar?’ dus dit keer zei ik een beetje luider ‘Mevrouw Richardson, dit is Dokter Good. Hoe voelt u zich, heeft u hulp nodig?’
IJlend
“Op dit moment dacht ik dat ze ijlde van de koorts, of misschien te zwak en gedesoriënteerd was om behoorlijk te reageren, dus ik maakte me erg bezorgd om haar. Ik rende snel achterom, naar de keukendeur, waar ook een hordeur was. De keuken was leeg, behalve een papegaai in een kooi, dus klopte ik op de deur en gluurde door de hordeur met mijn handen als een verrekijker rond mijn ogen en riep bezorgd uit: “Mevrouw Richardson, dit is Dokter Good. Heeft u hulp nodig?” (ik zat op het puntje van mijn stoel want ik maakte mij nu ook zorgen om haar)
Maar opa begon zo hard te lachen, dat er tranen uit zijn ogen biggelden, wat mij in verwarring bracht. Ik bedacht me tevens dat ik misschien niet zo vaak meer momenten als deze met hem zou hebben, dus ik graveerde ieder detail in mijn herinnering, terwijl ik me afvroeg wat de reden kon zijn waarom hij zo moest lachen. Oma ging bezig met de afwas, zodat hij rustig de tijd kon nemen om het verhaal te vertellen, al kon zij nauwelijks haar lachen inhouden, wat volgens mij evenzeer kwam omdat ze het zo leuk vond hem te zien lachen, alsmede de herinnering aan het verhaal.
Hij kon zich nauwelijks goed houden, toen hij vervolgde: “John, toen ik mijn gezicht tegen de hordeur drukte, begon de papegaai te praten met een luide en heldere stem: ‘Hallo, wie is daar?’”
En toen barstten we allemaal in lachen uit. Hij zei: “Ik had de hele tijd tegen een papegaai gesproken!” Voor mij, het lachen was gedeeltelijk vanwege het verhaal en deels door het zien van opa en oma die samen zo hard moesten lachen, en oma die opa’s schouder lichtjes aanraakte bij de herinnering daaraan, dat ik mij ineens een toeschouwer voelde, bevoorrecht iets prachtigs en ontroerends te zien, en wat nooit meer terug zou komen.
Minder dan 2 jaar daarna stierf oma onverwacht en hij verloor de wil te leven. Dat verhaal heb ik opgestuurd naar Reader’s Digest om in één van hun coloms te plaatsen. En Mevrouw Richardson? Hij kwam er later achter dat ze zich beter was gaan voelen en naar het dorp gewandeld was om boodschappen te doen, en vergeten was haar afspraak af te zeggen.
Ken de Heer, of ken slechts het Woord?
Mijn opa dacht dat hij wist wat mevr. Richardson wilde, vanwege haar woord. Zei had met mijn oma gesproken, haar symptomen beschreven, en een afspraak gemaakt. Toen vertelde oma aan opa wat zij gezegd had. Dus hij kende mevr. Richardson door haar woord, via iemand anders.
Sommige christenen kennen de Heer op dezelfde manier als mijn opa dacht dat Hij mevr. Richardson kende. Een middelaar, een tussenpersoon, heeft over Hem verteld, of vertelde wat Hij gezegd heeft, dus denkt men Hem te kennen omdat ze Zijn Woord hebben. maar als er een crisis komt, en als ze het nodig hebben zelf van Hem te horen, wel….
Mijn opa kwam er achter dat hij de stem van mevr. Richardson niet kende, anders zou hij niet met een papegaai gesproken hebben. Zo ook als gelovigen proberen te volgen wat zij denken dat Gods Woord is in een crises of beslissing, en er dan achter komen dat ze Zijn stem niet echt kennen – en zich dan gaan afvragen hoe het kan dat Hij zo gemeen is voor hen, of waarom hun geloof niet werkt, of waarom Hij zo ver weg lijkt en onverschillig. Ze kennen Hem niet, ze kennen Zijn Woord, wat anderen over Hem zeggen, hebben enig onderwijs over principes en concepten. Maar ze kennen Hem niet.
Hoe deden ze dat?
Vergeleken bij de christenen in de eerste eeuw, doen christenen in onze tijd doen de dingen omgekeerd. Toch keerden zij de wereld in een paar jaar tijds op zijn kop, terwijl wij merken dat we ieder jaar minder invloed hebben in onze wereld. Nieuwe Griekse en Romeinse gelovigen in Jezus wisten niet veel over de Joodse cultuur, ze kenden het Oude Testament niet en het Nieuwe Testament was nog niet geschreven.
Hoe zou het zijn als jouw Bijbels en onderwijs cd’s, MP3’s en achtergond boeken niet bestonden? Wat nu als je geen vers en hoofdstuk in jouw geheugen had omdat er geen vers en hoofdstuk was om te memoriseren? Antwoord: je wordt geconfronteerd met het kennen van Degene die in jouw geest woont.
Vandaag gaan al onze inspanningen naar het geschreven Woord en het kennen van Hem door het Woord. Dat is natuurlijk juist en goed, maar de gelovigen uit de eerste eeuw hadden het Nieuwe Testament niet – ze moesten Zijn aanwezigheid binnenin leren kennen. Hij was hun gids. Hij was hun leraar. Hij was hun leider en hulp in tijden van crises en beslissing nemen. Er waren geen rollen om vers en hoofdstuk op te kunnen zoeken, alleen Christus in hen was er, de hoop der heerlijkheid. Zij MOESTEN Hem wel kennen.
Wij zoeken principes, zij zochten God.
Geen hulpmiddelen
Klassieke commentatoren geloven dat de Evangeliën van Mattheüs en Marcus pas in 66-70 Na Christus geschreven werden, na de dood van Petrus en Paulus en ongeveer 40 jaar na het kruis. Al geloven sommigen dat Marcus en daarna Mattheüs geschreven werden 30 of 40 jaar na Christus, en sommigen noemen zelfs 80 tot 90 jaar daarna. Dat zijn slechts 2 Evangeliën uit wat later het Nieuwe Testament zou worden.
Lucas eindigt Handelingen met Paulus, in Rome, in een gehuurd huis, zo rond het jaar 62 na Christus. Dus weten we dat Handelingen pas na 62 na Christus geschreven is en Handelingen is pas deel 2 van het evangelie van Lucas, beiden oorspronkelijk geschreven aan een Romeins Christen genaamd Theophilus die wilde weten over deze Christus die nu in een wedergeboren geest leeft. (Lucas 1:3, Hand. 1:1)
Petrus en Paulus stierven beiden rond 66 na Christus, en Johannes schreef zijn evangelie, en zijn 3 brieven en Openbaringen pas eind jaren 90 of 100 na Christus. Dus was er geen Nieuw Testament voor Christenen om op te slaan!
Dus hoe kenden gelovigen in de eerste eeuw God, als dat niet was door het geschreven Woord? Het was door HEM te kennen. Heel natuurlijk, door met Hem te praten, tijdens het leven van alledag. Als ze moesten weten wat de Vader had voor hun toekomst, was er geen gebedslijn die gebeld kon worden, geen telefoonlijn waar je voor 20 dollar per maand een persoonlijke profetie kon krijgen.
Er waren geen christelijke conferenties over bevrijding, of over hoe je jouw gezin en kinderen gered kunt krijgen, er waren geen boekwinkels met theologie boeken of studieboeken over de geschiedenis en cultuur van het Oude testament. Ze hadden geen hulpmiddelen, er was slechts de God die in hen woonde. En dat was genoeg om het hele Romeinse Rijk op zijn kop te zetten!
Denk er eens over na!
Toen Paulus de gelovigen in Efeze vertelde om niet meer ‘onmondig te zijn, op en neer, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, maar op te groeien, de waarheid te spreken, in liefde in elk opzicht naar hem toe,’ hoe konden ze dat doen zonder een vers en hoofdstuk te hebben om op te staan? (Efeziërs 4:14-15)
Toen Paulus naar de Romeinen schreef, hen onderwees over de Joodse wet, en vertelde hoe een deel van hem het juiste wilde doen en een deel wilde zondigen, en hoe je zonde kunt overwinnen door in nieuwheid des levens te wandelen, hoe denk je dat zij dat konden zonder hoofdstuk en vers, zonder een telefoonlijn die gebeld kon worden in een tijd van verzoeking, en geen pagina om op te slaan om ‘op het Woord te kunnen staan’?
Gilligans Eiland
Ze moesten de Heer in hen kennen. Ze hadden een vastberaden geloof. Een doelgericht geloof. Ze hadden ruggengraat, ze wisten dat ze met Christus in hen, in de meerderheid waren, in elke situatie, zelfs in het oog van martelaarschap. Geen duivel, geen Caesar kon hen scheiden van het feit dat ze Hem kenden, Hem voelden en met Hem wandelden. Ze hadden geen hoofdstuk en vers om op te staan, ze kenden Zijn aanwezigheid in hen.
Ze moesten leven in het besef dat Hij in hen was, want er was geen andere manier om Hem te kennen. Ben jij te afhankelijk van wat anderen zeggen over de Vader en Heer? Stel nu dat je geen Bijbel zou hebben, geen christelijke TV, geen onderwijs, behalve de getuigenissen van de mensen rondom jou over wat de Heer in hun levens gedaan heeft, en jouw eigen herinneringen aan Zijn trouw in jouw leven?
Dus wees eens voor een seizoen als Gilligan en de schipbreukelingen. Geen telefoon, geen verlichting, geen auto, geen enkele luxe, zoals Robinson Crusoë, zo primitief mogelijk…..leg de moderne middelen aan de kant, en leer hoe je kunt vertrouwen op Hem, wonend in Zijn aanwezigheid, je aandacht afwisselend tussen de wereld om je heen, naar Hem binnen in jou, en dan weer terug, dan weer naar Hem…..en converseer, vraag: “Wat denkt U hierover, Vader”?....en stem je oor af om Zijn zachte, stille stem te horen, opkomend vanuit jouw geest.
En verlies nooit jouw eenvoudige gezindheid om Hem, die in jouw geest woont, allereerst en bovenal te kennen.
Laat alle andere dingen een hulp zijn, niet de belangrijkste focus van Christus in jou, de hoop der heerlijkheid.
Volgende week een nieuw onderwerp,
Zegen,
John Fenn / vertaling AHJ
www.cwowi.org