Ik ben in een groot huis opgegroeid, dat een lange gang had die naar de 4 slaapkamers en de badkamer leidde. Aan de andere kant van het huis was de ‘familiekamer’.
In de familiekamer brachten we de meeste tijd door, daar keken we bijvoorbeeld TV. Het was ook de kamer waar vader en moeder in de vroege donkere uren van kerstochtend de kerstcadeaus neerlegden, in 4 verschillende stapels, met net genoeg ruimte tussen elke stapel zodat de cadeaus niet door elkaar zouden raken.
Vader had een homevideo camera, toen erg modern maar nu erg oud, met een 1-meter lange lichtbalk waar 4 spotjes op zaten die de hele kamer verlichten zoals bij een nucleaire explosie. Het was de eerste keer dat ik de uitdrukking hoorde ‘Kijk niet in het licht’.
We gingen in een rij staan aan het einde van de gang, zoals Olympische sprinters dat doen, wachtend op het sein om naar de familiekamer te rennen en onze cadeaus eigen te maken. We wisten dat het bijna zo ver was als vader de spotlights aan deed en de kamer ineens helderder werd dan daglicht.
Het belletje en wat daarna kwam
Vader en moeder woonden de eerste 2 jaar van hun huwelijk in de buurt van Stuttgart, Duitsland, omdat in die tijd iedere man 2 jaar in het leger moest dienen, en hij daar gestationeerd werd. Ergens in die 2 jaar bezochten ze Oberamagau en kochten daar een kerststal, door plaatselijke houtbewerkers gemaakt, met figuren als Jozef en Maria, de herders en dieren, de wijzen, een engel bovenaan, en baby Jezus in een kribbe.
Moeder kocht ook een delicate bel van porselein dat als laatste op de boom geplaatst werd. We kregen strenge waarschuwingen niet aan de bel te komen omdat het heel speciaal was voor haar – zij alleen mocht de bel laten klinken, en dat deed ze eens per jaar. Voor haar betekende het, als ze de bel liet klinken, dat Christus gekomen was als het grootste geschenk van de Vader voor de mensheid, en daarmee was het Kerstfeest officieel begonnen.
Maar het diende ook een ander doel: voor 4 kleine kinderen die aan het eind van de gang wachtten, was het klinken van de bel gelijk aan het startschot bij een atletiek wedstrijd – GA! Wij renden door de gang, wel, eigenlijk renden zij, ik was de oudste en was te cool om evenveel opwinding te tonen als mijn broertjes en zusje.
Dat gezegd hebbende, vermoed ik als ik in de hemel ben en vraag of ik die scenes weer zou mogen zien, ik misschien tot de ontdekking kom dat ik wat meer enthousiast was en wat sneller door de gang liep dan ik mij nu herinner. En ik weet zeker dat het huis er veel kleiner zal uitzien dan ik mij herinner.
Wanneer we dan de verlichte familiekamer binnen stormden, stond pa aan de zijkant om alles op te nemen, en moeder wilde dat we eerst even zouden pauzeren om naar de kerststal te kijken. In de weken voor Kerst stond de kerststal er al, bijna helemaal compleet, op één item na. Baby Jezus was nergens te vinden, uit het zicht, zoals moeder ons uitlegde, verborgen voor de mensheid tot aan Zijn geboorte.
Op Kerstochtend, voordat we de cadeautjes open mochten maken, was alle aandacht gericht op moeder, die het beeldje van Jezus presenteerde en Hem voorzichtig in de kribbe neerlegde – daarmee aangevend dat Hij nu gekomen was en dat Hij de reden is dat we elkaar cadeautjes geven. Daarna scheurden we de cadeaus open.
Respect, eer, eerbied
Veel christenen nemen wat ‘het nieuwe’ is dat God doet, en spelen ermee als een kind op kerstochtend, zonder in eerbied stil te staan bij wat ons gegeven is. Zoals je kunt zien in mijn schrijven hierover, is dit stilstaan van mijn moeder om de Grootste Gave te eren, mij bijgebleven. Ik heb de kerststal geërfd, en het belletje, en ik zet de traditie voort.
Zelfs toen wij 4 kinderen op onze cadeautjes afgingen, was onze verbazing gefundeerd op een diepgaand respect en verering van de Ware Gave. Waar is dat fundament vandaag gebleven onder gelovigen? Er kan een gebalanceerde mix van ontzag en respect voor God zijn en een kinderlijke opwinding voor wat God aan het doen is, net zoals wij dat belletje en het plaatsen van baby Jezus in de kribbe een heilig moment vonden in ons huis op Kerstochtend.
Wanneer ik mijn Nieuwe Testament bestudeer en hun geloof dat gebaseerd was op huis en relaties, en dit vergelijk met de Institutionele Kerk van vandaag, zie ik in de eerste gemeente van het Nieuwe Testament dat er met de dingen van God met respect en achting omgegaan werd, en ik zie dezelfde eerbied voor Hem in huiskerken vandaag, althans in CWOWI. Ik kan alleen spreken naar de genade die mij gegeven is, dus kan ik dat niet van alle huiskerken zeggen, ook niet van de anders, maar gerelateerde ‘simple church’ stroming.
Paulus schreef dat we NIET als kinderen moeten zijn die heen en weer geslingerd worden onder invloed van ‘allerlei wind van leer’. Hij schreef over orde in huwelijken ‘vanwege de engelen’ die de opdracht hebben het paar te bewaken en een huwelijk dat niet op orde is, hindert hun werk. Hij schreef dat we onze behoudenis met vreze en beven moeten uitwandelen, en dat ons samenkomen heilig is, en met een doel, ook al vervalsen anderen het Woord van God (net als in onze tijd). (Ef. 4:14, 1 Cor. 11:10, Fil. 2:12, 2 Cor. 4:2)
Geloof gebaseerd op rages
Het woord ‘rage’ verscheen in Amerika in begin 1800 en het wil zeggen een ‘trivial pursuit’ (een streven naar iets onbeduidends). In 1881 werd het gebruikt om de nieuwste mode te beschrijven. Het woord kan naar het Frans herleid worden, ‘fadaise,’ wat ‘nonsens’ of ‘onbeduidend’ betekent, en in het Latijns is het ‘fatus’ en betekent ‘dom.’
Vandaag is een rage een voorbijgaande bevlieging, een tijdelijke focus van groepen mensen op iets dat spoedig vervaagt en als een herinnering overblijft. In christelijke kringen zijn er veel rages geweest en altijd werd beweerd dat dit het nieuwste, de voorhoede, is van wat God aan het doen is – waarschijnlijk verandert de Heer regelmatig van gedachten – want een paar jaar later komt er een nieuwe rage aan en dan wordt beweerd dat DAT het nieuwe is wat God doet, en het voorgaande is vergeten.
Sommige mensen richten zich zo erg op een bevlieging dat ze daar blijven, ze maken die rage tot een lievelings project, beschermen het, en dat blijft de focus van hun leven. Vaak ontwaakt men op een dag, beseffend dat de glitter ervan verdwenen is, en dan gaat men zich afvragen waar iedereen gebleven is. Als dat plaatsvindt, blijft men verward en met vragen zitten, gepaard gaand met een twijfel aan zichzelf en een gevoel dat ze het missen of dat ze misleid zijn. Dan realiseert men zich dat ze hun geloof in een persoon of in een beweging gehad hebben, in plaats van in de Vader en in onze Heer.
Halverwege de jaren 70 speelden volwassenen met persoonlijke profetie, zoals kinderen met Kerst, compleet met ‘profeten’ die popelden om mensen in de ‘zetel’ te zetten en omvangrijke profetieën te geven, die nauwelijks iets van betekenis zeiden. Zo’n 25 jaar later kwam de nieuwe en moderne versie van persoonlijke profetie en werd er gezegd dat dit het nieuwste was dat God deed om even later uit het zicht te verdwijnen, net zoals dat het geval was in de jaren 70. Hoewel er altijd mensen zijn die er nog jaren aan vast blijven houden.
Gebruikte de Vader onze kinderlijke onvolwassenheid, in die zin dat we met Hem speelden als met een speelgoedje met Kerst? Zeker deed Hij dat, Hij is er een Meester in iets te nemen en dit om te zetten voor Zijn glorie. Werden mensen verwond door de persoonlijke profetie beweging? Zeker, net zoals het glimmend speelgoed, gekregen met Kerst, gedeukt en gebroken zal zijn als het Oud en Nieuwjaar is.
De dingen van God ijdel gebruiken
De eerste 2 geboden die God gaf waren dat we Hem alleen als God moeten eren, en zijn Naam niet ijdel zullen gebruiken. Het woord ‘ijdel’ wordt gebruikt als we bijvoorbeeld hard werken voor iets, maar er niets uitkomt. Het was allemaal ‘ijdel’, tevergeefs. We gebruiken dit woord ook voor iemand die zo in zichzelf opgaat dat men niet relevant en nutteloos is. Men is ijdel, voor niets en irrelevant voor de dingen van het leven; ‘ijdel’ betekent ‘zonder doel’ of ‘zinloos.’
Een ijdel gebruik van Zijn naam varieert van een uitroep als ‘O mijn God!’ tot ‘Prijs de Heer’ zeggen, zonder echte lofprijzing, maar slechts als een lege uitroep. Er is een TV prediker uit Texas waar ik jaren geleden opgehouden ben naar te luisteren, vanwege zijn regelmatige uitroepen ‘O, MIJN GOD!’ als Hij onderwees – het griefde mijn geest zo erg dat ik er niet meer naar kon luisteren.
Als ik soms gelovigen Zijn naam ijdel hoor gebruiken of zie dat ze met de dingen van Hem spelen zoals een kind dat doet met een nieuw speeltje met Kerst, zou ik wel willen roepen “Stop voordat je Zijn geschenken opent en geef Hem de plek die Hem toekomt!” Hoe is het toch gekomen dat we in het lichaam van Christus geen respect en eer meer hebben voor God?
Dat komt volgende week…tot dan, zegen,
John Fenn
www.cwowi.org
mail naar [email protected]