Omgang verbreken en berouw
De rijke jongeling kwam naar Jezus en vroeg: “Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?” De zonde van de man was lust en liefde voor geld en de status dat hem dat gaf – maar Jezus omzeilde de vraag en bracht het naar wie of wat op de troon van zijn hart zat: “Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.” (Met andere woorden ‘Noem je mij God omdat je Mij goed noemt?’)
De man gaf geen antwoord op de vraag van Jezus, dus sprak de Heer tot zijn hart op een andere manier – “Verkoop al wat gij hebt en volg Mij!” Dat dwong de man de vraag van Jezus te onderzoeken terwijl zijn ware prioriteiten aan het licht kwamen: Is Jezus God of gewoon een goed persoon, en waar houd ik meer van: eeuwig leven of geld?
Mijn punt is dat Jezus zich niet richtte op de zonde in zijn leven – Hij ging eenvoudigweg naar de kern van de zaak van wie Jezus is en waar hij in zijn leven het meest van hield: geld of God. Jezus doet dit vandaag nog steeds, want Hij verandert nooit. Als we overwegen het contact met iemand te verbreken, moeten we ons niet laten afleiden door andere zaken, maar moeten we kijken naar het kernprobleem in hun leven, en of zij al dan niet willen veranderen.
Berouw, of niet?
De man in 1 Korintiërs 5 die een seksuele relatie met zijn stiefmoeder had, heeft wel degelijk berouw getoond, waar over bericht wordt in 2 Korintiërs 7. Zijn verlangen naar volwassenheid in Christus was groter dan zijn liefde voor seks, om het bot te zeggen, en hij bekeerde zich van zijn zonde en werd hersteld tot de gemeenschap van de heiligen.
Er zijn 2 Griekse woorden, die vertaald worden als ‘berouw’ of ‘bekeren’. Het eerste is ‘metanoeo,’ en betekent ‘achteraf waarnemen.’ Meta’: ‘nadien, achteraf, en ‘noeo’ en ‘nous’: waarnemen, denken. Het is het realiseren van iets nadat je het gedaan hebt, met de implicatie dat je van gedachten verandert zodra je het waargenomen hebt. Dit woord wordt in de Bijbel toegepast bij waar en goddelijk berouw.
Het andere woord is ‘metamelomai,’ van ‘meta’- nadien, ‘melo’: de zorg over/voor, en betekent ‘spijt.’ Dit woord wordt gebruikt om iemand te beschrijven die op heterdaad betrapt is, en dus ‘berouw’ heeft, of iemand wiens plannen niet werkten, dus er ‘berouw’ van heeft – het spijt ze, maar ze hebben alleen spijt dat het plan niet gewerkt heeft zoals ze gehoopt hadden. Het is zelf gericht en het draait om het feit dat ze betrapt zijn en hun plan niet werkte, dus spijt hen dat.
Dit woord wordt gebruikt bij Judas, in Mattheüs 27:3 “Toen kreeg Judas, die Hem verraden had, berouw en hij bracht de 30 zilverlingen aan de overpriesters en oudsten terug…” Judas toonde geen berouw ten opzichte van God, het speet hem dat zijn plan Jezus te dwingen Zich te bewijzen als Zoon van God, mislukt was. Judas had er spijt van dat zijn plan niet gelukt was, hij toonde geen berouw naar God toe.
Davids ware berouw
In 2 Samuel 12 wordt David door Natan geconfronteerd met zijn relatie met Bathseba, dat gefundeerd was op lust, leugen en moord. David begeerde haar toen hij haar zag baden, liet haar echtgenoot vermoorden, en verdoezelde het. Maar David zegt in vers 13, na geconfronteerd te zijn: “Ik heb tegen de Here gezondigd!”
Als dit een vals berouw was, zoals bij Judas, zou David gezegd hebben: “Het spijt mij dat mijn bedrog niet werkte” of “Oeps! Je betrapte mij en dat spijt me.” Maar David realiseerde zich de kern van zijn hart, de kern van het probleem – “Ik heb tegen de Here gezondigd”.
Dus ware bekering, berouw, is altijd het gevolg van openbaring. Het hele Koninkrijk van God werkt door openbaring, en dit is openbaring over dat hetgeen gedaan is, in de kern een zonde tegen God was. Dit willen we in iemand zien die op het punt staat ons als vrienden te verliezen, en onze gemeenschap, en die gevraagd gaat worden een andere kerk te zoeken; of die zelfs zijn huwelijk kan verliezen. We willen goddelijk berouw zien, gefundeerd op een openbaring vanuit de hemel over de ware natuur van hun zonde. We willen zien dat ze het ‘pakken’. En we zijn zo verdrietig als we alleen het soort bekering van Judas zien, of zelfs helemaal geen.
Berouw vanuit openbaring is de kracht van bevrijding en het begin van de weg naar heelheid
Dit is te zien in het huwelijk van David en Bathseba, wat berustte op lust, leugens en moord, maar wat door genade genezen werd, en resulteerde in Salomo! Salomo haalt zijn vader aan in de eerste 9 hoofdstukken van Spreuken, en in 4:3-4 vertelt hij over de liefde van zijn vader en moeder voor hem – wat een ommekeer in dat huwelijk! Maar ze moesten door de deur van waar berouw om de heelheid te bereiken die ze zochten. Zo is dat ook voor ons vandaag.
Als het gaat om die persoon in ons midden (huiskerk/nauwe omgang met anderen) die in overspel leeft, of een leugenaar is, of oneerlijk in zaken, of een verslaafde is, of voortdurend ruzie veroorzaakt, wij moeten ons soms van hen afscheiden omdat er geen ware bekering plaats vindt; geen openbaring in hun hart dat ze zondigen tegen God. Ze kunnen zich verontschuldigen dat ze betrapt zijn, of spijt hebben dat ze jou verdriet aangedaan hebben, maar dat is wat Judas deed – zelfs het teruggeven van het geld, zodat het allemaal netjes en opgeruimd en oprecht leek te zijn!
Paulus beschrijft oprecht berouw in 2 Korintiërs 7:10-11, als ‘droefheid naar Gods wil die onberouwelijke inkeer brengt’. Hier gebruikt hij het tweede Griekse woord voor berouw, wat inhoudt dat die persoon een openbaring in zijn hart heeft dat het een zonde tegen God is, hetgeen goddelijke droefheid brengt, en zodra iemand die openbaring en droefheid heeft, zullen ze nooit spijt hebben dat ze berouw hadden, het zal hun nooit spijten dat ze God dienen.
Maar stel dat…
Maar stel dat ze zijn zoals Jezus dat beschrijft in Lucas 17:4, ze 7 keer op een dag naar jou toekomen en berouw hebben, waarvan Jezus zegt dat je ze 7 keer moet vergeven. Is elk van deze 7 keer een vals berouw? Misschien, maar misschien is die persoon die openbaring aan het verwerken en strijd hij met zijn liefde voor het tijdelijk plezier dat die zonde geeft, en zijn liefde voor God.
Want alhoewel hij die dag dat Jezus hem uitnodigde een discipel te worden, bedroefd wegliep, zeer oude kerktraditie zegt dat de rijke jongeling uiteindelijk wel alles verkocht om Jezus te volgen, wat we kunnen zien in Handelingen 4:36-37 toen hij de opbrengst aan de voeten van de apostelen legde en zij hem de naam Barnabas gaven.
Een hard hart?
Als het hart van iemand nog buigzaam is, verwerkbaar, klei in de Meesters hand, dan doen ze hun best, ook al zondigen ze nog 7 maal op een dag, en bekeren zich er iedere keer van; het is een proces naar heelheid.
Maar als men zijn hart verhard, zoals de man die seks met zijn stiefmoeder had, aanvankelijk deed, of het Judas soort van berouw, moeten wij ons van hen afscheiden omwille van de huiskerk of ons eigen welzijn.
De genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk – Romeinen 11:29
Dikwijls kijken mensen naar hun leven en vragen zich af of de roeping van God er nog steeds is, zoals in de afgelopen jaren, of hebben jaren van de wereld en afvalligheid ervoor gezorgd dat ze God volledig gemist hebben. En Romeinen 11:29 wordt dan terecht aangehaald om te zeggen dat het NIET te laat is, de gaven en roeping van God zijn onberouwelijk.
Maar er is een diepere waarheid in het Grieks dan wat de vertaling laat zien. Het woord ‘berouw’ hier, is niet het soort berouw dat David had, wat we zouden denken bij het spreken over God. Het is het valse soort berouw van Judas dat hier gebruikt wordt, met de betekenis van spijt.
Wat Paulus schrijft, is dit: De gaven en roeping van God zijn dingen waar Hij nooit spijt van zal hebben, ook geen spijt dat Zijn plannen (in dit leven) voor jou niet uitgekomen zijn. Hij zal in Zichzelf nooit spijt hebben dat hij jou riep en gaven heeft gegeven. Het zal Hem nooit spijten dat Hij Zijn Zoon in jou geïnvesteerd heeft. Hij zal nooit en te nimmer spijt hebben dat hij jou geschapen heeft, jou gaven heeft gegeven, of jou geroepen heeft. Hij heeft voor de eeuwigheid in jou geïnvesteerd, en daar zal Hij nooit spijt van hebben – wow!
Volgende week gaat over hoe we openbaring ontvangen dat leidt tot ware bekering en berouw.
Zegen,
John Fenn