Verbaasd wie er in de hemel is? Maar hoe zit het met...religie? dl 3
Dag allemaal,
Ik heb gedeeld dat de dief aan het kruis niet rechtvaardig was volgens de wet van Mozes, maar zich toch in de hemel bevond, net als de bedelaar Lazarus, die ook onrechtvaardig was.
Romeinse Hoofdman
In Mattheüs 8: 5-13 vraagt een Romeinse Hoofdman aan Jezus om zijn dienaar te genezen, en toen Jezus zei dat Hij naar zijn huis zou gaan, antwoordde de man: "Heer, ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt, maar spreek slechts een woord, en mijn dienaar zal genezen worden."
De Heer antwoordde dat Hij niet zo'n groot geloof in heel Israël had gezien. Toen Hij verder commentaar gaf op niet-joodse gelovigen zoals de hoofdman, zei Hij: "Waarlijk Ik zeg u, velen zullen uit het oosten en het westen komen (niet-Joodse volken) en met Abraham, Izaäk en Jakob in het koninkrijk van de hemel gaan zitten, terwijl de kinderen van het koninkrijk (Joodse volken) in de buitenste duisternis zullen worden geworpen; daar zal gejammer zijn en tandengeknars."
Culturele noot: De uitdrukking 'buitenste duisternis' beschreef oorspronkelijk iemand die uit de partij werd geschopt. ‘s Nachts werd het huis en de omgeving verlicht met vele olielampen, en iemand die eruit werd geschopt wegens slecht gedrag of die niet was uitgenodigd, werd in de 'buitenste' duisternis gegooid – ‘buitenste’ betekende buiten de rand waar de lampen schenen. Ze zouden in boosheid vloeken, tieren en jammeren omdat ze eruit geschopt werden, vandaar de uitdrukking 'huilen en tandenknarsen'.
Als je joods was, leerde je dat de heidenen zoals deze hoofdman geen plaats hebben in God, maar deze man had dat duidelijk wel; niet door de wet, maar door zijn geloof in Jezus.
Het is duidelijk dat het niet de wetten van Mozes zijn die een mens rechtvaardig maken, maar hun geloof in de Heer.
In Mattheüs 15: 21-28 wordt ons verteld dat Jezus naar de niet-Joodse kustplaatsen Tyrus en Sidon reisde. Daar waren Feniciërs, in het OT Engels vertaald als 'Filistijnen' en tot op heden vertaald als 'Palestijnen'. Daar kwam een vrouw naar Jezus toe met de vraag of Hij haar dochter, die door een duivel 'gekweld' was, wilde bevrijden en/of genezen.
In vers 22 noemt ze Jezus 'Zoon van David', wat een (Joodse) term is voor de Messias. Niet wetende of ze Hem vleide door de term te gebruiken, of dat haar geloof oprecht was, wat openbaring van de Vader vereist dat Jezus de Messias is, sprak Hij met haar in een gelijkenis. Als ze de gelijkenis begreep, dan was het duidelijk dat de Vader haar had laten zien wie Hij was, en zo niet, dan hoorde ze een verwarrend verhaal over brood en honden en etensresten.
"Het is niet juist om het brood (Jezus’ bediening) van de kinderen (Joden) te nemen en het aan de honden (heidenen) te geven". "Dat is waar Heer, maar de honden mogen de kruimels eten die van de tafel van hun meester vallen." "Oh vrouw! Groot is uw geloof! Het zal gebeuren zoals u wilt." (En haar dochter was vanaf dat moment genezen.)
De Samaritaanse vrouw
Na de dood van Salomo rond 932 v. Chr. splitste Israël zich op in 10 noordelijke stammen, die 'Israël' werden genoemd, en 2 zuidelijke stammen die 'Juda' werden genoemd. (Het was een opstand over hoge belastingen die Salomo's zoon en opvolger Koning Rehoboam, invoerden)
Het Koninkrijk van Juda (en Benjamin) had ook getrouwe overblijfselen van de andere 10 stammen. Juda hield de tempel in Jeruzalem en het Levitische priesterschap zoals God het voorschreef, terwijl Israël Samaria tot hun thuis maakte en hun eigen tak van het Jodendom begon, waarbij ze hun eigen priesterschap en hun eigen wet gedurende de komende 200 jaar hielden.
In ongeveer 721 v. Chr. wordt ons in 2 Koningen 17 verteld dat Assyrië (Syrië) de 10 noordelijke stammen van Israël (niet Juda) veroverde en de inwoners verplaatsten. De verslagen van Sargon II, de toenmalige koning van Assyrië, zeggen dat hij 27.290 mensen heeft gedeporteerd en hen elders in zijn koninkrijk heeft gehuisvest, terwijl hij buitenlanders naar Samaria importeerde.
Dat betekende dat de overgebleven Joden in de loop van de tijd met deze geïmporteerde vluchtelingen trouwden, kinderen kregen en de 'zuiverheid' van het Joodse bloed verloren, waardoor de 'zuivere' Joden de Samaritanen gingen haten, en dat was de situatie in Jezus' tijd.
In Johannes 4 is Jezus in Samaria en ontmoet hij de Samaritaanse vrouw bij de put - die uiteindelijk een gelovige wordt en haar hele stad naar de Heer leidt. (Johannes 4: 41-42)
Noch haar eigen godsdienst, noch de wet van Mozes maakte haar rechtvaardig, maar haar geloof wel.
In Lucas 18:18-23 hebben we het verhaal van de 'rijke jongeling’. Toen hij tot Jezus kwam, zei hij: "Goede meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te hebben?" Jezus antwoordde met een vraag: "Waarom noem je mij goed? Er is niemand goed behalve God." Jezus' vraag werd beantwoord met stilte.
Met andere woorden, Jezus vroeg: "Je noemt me goede meester, maar er is geen goede meester dan God, dus noem je me God?" We weten niet hoe lang de pauze was tussen v19 en v20, maar de jongeman heeft duidelijk niet geantwoord. Zijn stilzwijgen moet oorverdovend zijn geweest.
Dus Jezus probeerde het op een andere manier, door hem te vertellen dat hij de wet kende, dus gehoorzaam dat. De man zei dat hij dat deed, wat een beetje een valstrik was, want het onthulde dat hij de hele wet van Mozes in stand hield en zich toch realiseerde dat hij geen eeuwig leven had. Na die bekentenis kwam Jezus opnieuw met een vraag over wie hij geloofde dat Jezus was door hem dit te vertellen: Verkoop alles wat je hebt, je zult een schat hebben in de hemel, en kom, wordt Mijn discipel." Hij ging verdrietig weg, want hij was erg rijk.
De jongeman faalde in beide pogingen van de Heer om te ontdekken wie hij geloofde dat Jezus was. Het was duidelijk niet de religie van de jongeman die hem rechtvaardig maakte, want hij deed alles en toch besefte hij dat hij het eeuwige leven niet had. De kwestie die Jezus aan de orde stelde was dit: Wie denk je dat Jezus is?
We kunnen ons troosten in de traditie van de kerk dat de rijke jongeling een man was met de naam Barnabus, die later tot de Heer kwam en Paulus' goede vriend en dienende metgezel werd. We weten het niet zeker, maar ik wil die traditie graag geloven en ik ben blij dat hij de vraag heeft beantwoord die we allemaal moeten beantwoorden: Wie is Jezus?
Zijn er mensen in ons leven die erg religieus zijn en toch niet het eeuwige leven hebben? Zijn er mensen in ons leven die naar buiten toe niet 'religieus' zijn, maar toch in Jezus geloven (en hun leven weerspiegelt een morele en spirituele structuur)? Wie kan hun hart kennen, behalve God?
We kunnen in de evangeliën zien dat het gehoorzamen aan de wetten van Mozes, of het nu Joods of niet-Joods is, weinig te maken heeft met de verlossing, maar alleen met het geloof in Jezus. Dus hoe zit het met de inboorlingen in een ver land die nog nooit van Jezus hebben gehoord? Is er een manier waarop ze Hem zouden kunnen kennen, ook al hebben ze nog nooit van Hem gehoord? Dat is voor volgende week...
John Fenn/wk/ak
www.cwowi.org en e-mail mij op [email protected]