De zomer dat ik 16 werd nam mijn moeder ons 4 kinderen en een nicht, die ook 16 zou worden, voor bijna een maand lang mee kamperen in Europa. Moeder had een volkswagen busje gehuurd en wij drie jongens sliepen in een tent en mijn moeder, onze nicht en mijn zusje sliepen in het busje. We begonnen onze reis in Amsterdam en maakten een lus naar beneden naar Rome toe, en weer terug – het veranderde mijn leven.
Toen we het Vaticaan bezochten, droeg mijn nicht een roze rokje waarvan de zoom enkele centimeters boven haar knieën viel. Bij het bereiken van de deur naar de St. Pieters Basiliek, werd haar de toegang geweigerd, omdat haar rok te kort was. Dit was het enige ‘nette’ kledingstuk dat ze mee op reis had genomen. We waren niet van plan iets te kopen dat over haar knieën viel, maar het was ook niet leuk om zo’n eind gereisd te hebben en dan weer weg te moeten.
Aanvankelijk was ze heel, heel erg beledigd, maar toen ze wat afgekoeld was, kreeg ze iets uitdagends over zich. Ze besloot dat ze hen wel eens even wat zou laten zien! En prompt trok ze haar rok een eind naar beneden, tot rond haar achterste; haalde haar blouse uit haar rok die nu (nauwelijks) haar ondergoed bedekte, en marcheerde door de deur met een rok die ruim beneden haar knieën viel. Eenmaal binnen, keek ze om en stak haar tong uit, en ondanks de bewakers aan de andere kant van de deur, trok ze haar rok weer omhoog tot normale lengte.
Als je een toeschouwer zou zijn en niet de regels van het Vaticaan in die tijd zou kennen, maar slechts toekeek wat mijn nicht deed, zou je niet helemaal begrijpen wat er zich plaats had gevonden. Er is ook een verhaal in de Bijbel over zomen, dat ook nergens op slaat als we de cultuur niet begrijpen. In 1 Samuël 24:1-8 wordt David achternagezeten door koning Saul, en hij en zijn mannen vinden een schuilplaats in de woestijn in een grote grot.
Koning Saul
De koning moest zichzelf ontlasten, dus zocht hij een rustig plekje en vond de grot – maar hij wist niet dat David en zijn mannen zich in die grot verborgen hadden!
Terwijl koning Saul bezig was, sloop David naar hem toe en sneed de zoom van zijn buitenste mantel af. De verzen 5-6 zeggen: “Daarna bonsde Davids hart (Davids hart veroordeelde hem – Engelse Bijbel), omdat hij Sauls slip had afgesneden. Hij zeide tot zijn mannen: De Here beware mij ervoor. Dat ik aan mijn heer, aan de gezalfde des Heren, dit zou doen, dat ik mijn hand aan hem zou slaan”.
Als jij en ik dit lezen, zien we een kapotte jas en vragen we ons af waarom David zich daar zo slecht over voelde; misschien denken we ook wel dat er vast wat meer achter zit, maar weten we niet wat. Dit is het:
In Numeri 15:37-40 & Deuteronomium 22:12 gebied de Heer dat men gedenkkwasten maakt aan de hoeken van hun klederen, wat het Woord van God vertegenwoordigt, zodat men telkens als men naar de kleding keek, de geboden van God zou herdenken. We kunnen dit vergelijken met de gebedssjaals en hun kwasten die we vandaag de dag zien, maar vroeger zaten die kwasten aan alledaagse kleding.
De gewoonte in de tijd van David, en we zien dat zelfs vandaag nog bij orthodoxe begrafenissen, was dat men bij de begrafenis van iemand de zoom van zijn kledingstuk afsneed, symboliserend dat de dode nu vrij is van de grenzen van de wet; men kon nu door gaan, naar God toe. David voerde de begrafenis ceremonie uit door de zoom van Sauls kleed af te snijden, daarmee zeggend dat hij er geweest is, en nu door kan gaan om te sterven – wat neer komt op: val dood, koning Saul.
Dat is de reden dat Davids hart hem veroordeelde, omdat hij zijn hand tegen hem uitgestoken had; als je dit gedeelte leest, zie je dat hij berouw had en zijn daad tegenover Saul bekende. David respecteerde de zalving, de gezagslijnen en hij was snel de zonde in zijn hart te bekennen door te reageren op zijn geweten.
De vriend te middernacht
Jezus gebruikte veel verschillende onderwijsstijlen om Zijn punt over te brengen en één daarvan was om 2 of 3 vergelijkingen op een rij te gebruiken om zo hetzelfde op verschillende manieren te zeggen. Dit is een voorbeeld van 3 leringen op een rij over hetzelfde onderwerp:
In Lucas 11;2-5 geeft Hij de discipelen een basis overzicht over een gebed in de Oud Testamentische vorm van die tijd, dat wij nu ‘het Onze Vader’ noemen. Het is geschreven in de ‘aorist’ tijd, wat wil zeggen dat het een doorlopend proces is en niet een enkele gebeurtenis. Het is geschreven als een verklaring van een continue proces, al hebben sommige versies van de Bijbel het uit de aorist gehaald en het veranderd in een serie enkelvoudige verzoeken, door toevoeging van ‘Geef ons…’. Maar dit zei Jezus dus: “Als je bidt, zeg Onze Vader in de hemel, heilig is Uw naam. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood en vergeef onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze”.
Dat is het – dat is het hele gebed in het evangelie van Lucas. Als je dat opnieuw leest als een continue proces, wordt het een gebed van nederigheid en dankbaarheid. Als een proces werkt de Vader zijn wil op aarde, als een voortdurend proces geeft Hij ons ons dagelijks brood, als een voortdurend proces vergeeft Hij ons als wij, als een voortdurend proces, anderen vergeven, en Hij, als deel van het proces in ons leven, leidt ons weg van verzoeking en Hij bevrijdt ons altijd van de boze. Als je hier tijd in doorbrengt, gaat het diep.
Het gebed van de Heer laat de goedheid van de Vader zien en Zijn voortdurende betrokkenheid in ons leven. Jezus volgt dat direct op met een gelijkenis om te laten zien wat de vader NIET is, in de verzen 5-9, de ‘vriend te middernacht’.
“En Hij zeide tot hen: Wie van u zal een vriend hebben, die midden in de nacht bij hem komt en tot hem zegt: Vriend, leen mij drie broden, want een vriend van mij is op zijn reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten; en dat hij dan, die binnen is, zou antwoorden en zeggen: Val mij niet lastig, de deur is reeds gesloten en mijn kinderen en ik zijn naar bed; ik kan niet opstaan om ze u te geven”.
“Ik zeg u, zelfs al zou hij niet opstaan en ze geven, omdat hij zijn vriend was, om zijn onbeschaamdheid zou hij opstaan en hem geven, zoveel hij nodig heeft. En Ik zeg u: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden, klopt en u ZAL opengedaan worden. Want een ieder die bidt, ontvangt en wie zoekt, vindt en wie klopt, hem zal opengedaan worden”.
Jezus zegt dat bij vrienden hier op aarde, het soms doorzettingsvermogen vraagt om te krijgen wat je nodig hebt, maar dat is niet het geval bij de Vader: vraag en je ontvangt, zoek en je zult vinden, klop en Hij ZAL jou opendoen.
Om Zijn punt nog duidelijker te maken, zou iemand nog enige twijfel hebben, vervolgt Jezus met een 3e punt:
“Is er soms een vader onder u, die, als zijn zoon hem om een vis vraagt, hem voor een vis een slang zal geven? Of, als hij om een ei vraagt, hem een schorpioen zal geven? Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?”
Merk op hoe Hij in het Onze Vader met de Vader begon, daarna overging naar de koppige vriend om te laten zien hoe de Vader niet is, en weer terugkomt op de goedheid van de Vader, door te wijzen op aardse vaders en de goedheid voor hun kinderen. De koppige vriend is geplaatst tussen de twee leringen over de goedheid en het geven van de Vader.
Het thema van deze week is één van de hemel en één van de aarde
De Vaders goedheid en de gevoeligheid van David in zijn hart en de dingen van de Geest, hebben met elkaar te maken. David was al gezalfd als koning, maar Saul was de huidige koning en David, toen zijn hart hem veroordeelde, deed wat juist was, ook al riskeerde hij hiermee zijn gezicht te verliezen en misschien zelfs zijn leven.
David schreef in Psalm 110, te beginnen bij vers 1: “De Here heeft tot mijn Here gesproken: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten”. De Here (Vader) heeft tot mijn Here (Christus) gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten.
Omdat David de Vader kende en wist hoe Christus gezeten zou zijn totdat alles aan Hem onderworpen was, bekeerde David zich, omdat hij wist dat hij te ver gegaan was en hij wachtte op zijn beurt om koning te zijn. Omdat hij de Vader kende was hij gevoelig voor de dingen van de Geest. Ken Hem! Praat met de Vader en luister dan naar Zijn zachte reactie, vaak zonder woorden, maar boekdelen sprekend.
Volgende week sluit ik deze serie af met een verhaal over een witte steen, en meer,
Tot dan, zegen,
John Fenn
www.cwowi.org
mail naar [email protected]