Krijgt Satan toestemming van God? Job 3 van 4
Hallo allemaal,
We hebben de waarheden van I Corintiërs 10:13 en Jakobus 1:13 vastgesteld: God zal ons niet laten verzoeken/testen/beproeven boven wat we aankunnen. Hij beperkt Satan EN maakt een uitweg. God wordt niet verzocht met kwaad, dus Hij verzoekt/beproeft/test niemand met kwaad. Dit brengt ons bij de man Job. Onthoud dat we het Oude Testament interpreteren door de ogen van het Nieuwe Testament. Waarom? Omdat het NT een hogere openbaring van de Vader God is. Paulus schreef hierover in I Corintiërs 10:6 & 11, waarin hij tweemaal zei dat de dingen die in het OT met Israël gebeurden, voorbeelden voor ons waren. We kijken dus naar het Oude door de ogen van het Nieuwe.
Als kind zag je specifieke gebeurtenissen in je leven door de ogen van een kind. Maar toen je volwassen werd, zag je diezelfde gebeurtenissen als een volwassene. Dat perspectief zorgt voor een herinterpretatie ten opzichte van toen je een kind was. Hetzelfde geldt voor OT/NT. We zien de gebeurtenissen in het OT door Jezus.
God, Satan en Job
Job leefde na Noach maar vóór Abraham. We begrijpen dit vanwege zijn lange leven - na zijn beproeving leefde hij nog 140 jaar. Er was geen priesterschap, hij bracht zijn eigen offers aan God. En de Heer verscheen aan hem op bovennatuurlijke wijze, uit een wervelwind.
Het boek Job is Hebreeuwse poëzie en is het oudste boek in de Bijbel, daarom komt het boek Job in de Bijbel vóór Psalmen, Spreuken, Prediker en het Hooglied van Salomo. Mozes schreef Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium, rond 1400 voor Christus. Job is ouder dan dat, de meesten geloven dat het rond 1800 voor Christus werd geschreven - 400 jaar ouder dan toen Genesis werd geschreven. De schrijfstijl is die van soortgelijke Babylonische geschriften uit die tijd.
In Job 1:1-3 wordt ons verteld dat hij de rijkste man in het oosten was.
Hij had duizenden schapen, runderen, kamelen, ezels en veel werknemers. Kamelen werden voor karavanen in de woestijn, import/export gebruikt. Ezels waren voor stads- en korte afstandsvervoer (vrachtwagens). Hij had ook schapen (voedsel/wol), vee (vlees/leder), gewassen en verschillende andere zakelijke belangen.
In 29:1-17 leren we dat Job een edelman was en hun hoofdman (v25), die in de poort van de stad zat om te regeren. Hij werd zo gewaardeerd dat jonge mannen van hem wegliepen, andere edelen stonden op en werden stil toen hij naderde. Hij was in zijn eigen woorden 'ogen voor de blinden en voeten voor de lammen'. In 31:1 zei hij dat hij een verbond met zijn ogen had gesloten dat hij niet naar een andere vrouw zou kijken. In dat hoofdstuk zegt hij ook dat hij armen en hongerigen uitnodigde om bij hem te eten en dat hij behoeftigen bekleedde met kleding van zijn eigen wol. Hij was een zeer goed, wijs en vrijgevig man.
Bevreesd voor de redding van zijn kinderen
Job 1:4-5 onthult dat hij zo bezorgd was over het geestelijke leven van zijn kinderen, dat hij regelmatig offers bracht aan God namens hen. Dit zou te vergelijken zijn met een vader of moeder die zo bezorgd is over de redding van hun kinderen dat ze regelmatig diensten bijwonen in hun naam, of geld geven in de hoop dat God dat zou zien en hun kinderen tot Hem zou brengen. Hij maakte zich voortdurend zorgen over hun wandel met God.
Job's emotionele, mentale en fysieke toestand
In 3:24-26 onthult Job: “Mijn nood en huilen is mijn dagelijks voedsel geworden. Mijn gekerm stroomt uit mij als water. Wat ik zo vreesde is mij overkomen, en waar ik bang voor was is gebeurd. Ik had geen rust, geen veiligheid, ik kon niet slapen, en onrust is mij overkomen.”
We weten dat Job een huidaandoening had en we kunnen zien dat hij, hoewel hij erg rijk was, een man van angst, zorgen en stress was. Stel dat je een moderne dokter bent en meneer Job komt je bezoeken. Hij vertelt je over zijn plichten als burgemeester, zijn eigenzinnige kinderen en zijn angst voor hen en zijn vele bedrijven. Hij kan niet slapen, hij is altijd bang en bezorgd en hij heeft misschien wel eczeem, gordelroos, psoriasis, rosacea, steenpuisten en/of andere huid- en stress gerelateerde aandoeningen.
Als zijn arts zijnde zouden we hem medicijnen voorschrijven tegen stress en slaap, en zeggen dat hij vrij moet nemen, naar een therapeut moet gaan om met de stress en angsten van het leven om te gaan. Dat is wat er in het natuurlijke gebeurde.
Geestelijk gesproken: Satan ziet zijn angsten en stress, die open deuren zijn om hem aan te vallen.
Dat alles in het natuurlijke, maar achter de schermen vertelt Job 1:6 ons dat Satan voor de Vader kwam, en dat hij over de aarde had gezworven. (v7). De terminologie, 'zich voor de Heer presenteerde', zou kunnen suggereren dat hij fysiek voor Hem kwam staan.
In onze tijd zeggen we vaak: 'Laten we naar de Heer gaan om te bidden' of 'Laten we onze lasten naar de Heer brengen', maar niemand gelooft dat we fysiek naar Hem komen. Dus in deze poëzie is het onduidelijk of dit letterlijk een situatie was na de zondvloed van Noach waar Satan toegang kreeg tot de Vader, of dat het is zoals wij zeggen 'we gaan naar de Vader'. We weten wel dat Satan sinds het kruis geen toegang meer heeft tot de hemel - zoals blijkt uit Efeziërs 1:20-23, Colossenzen 2:14-16, Hebreeën 9:11-15, 23-25 enzovoort.
Satan wandelde over de aarde op zoek naar wie hij kon verslinden.
In Job 1:7 geeft hij dit toe, wat overeenkomt met I Petrus 5:8 waarin staat dat Satan rondzwerft als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij kan verslinden. Dan gaat de discussie over Job en bij elke gelegenheid om Job te doden, komt de Heer tussenbeide om beperkingen op te leggen.
Dit komt overeen met I Corintiërs 10:13, waarin staat dat wanneer de beproeving komt, Hij die beproeving zal beperken EN een manier zal maken om te ontsnappen. God wordt niet verzocht met kwaad, dus dit was puur een handeling van onze goede Vader om te beperken wat Satan Job aandeed. Jobs uitkomst werd hem vele malen voorgesteld, zelfs in zijn slaap probeerde de Heer hem te bereiken. Uiteindelijk werd berouw zijn manier om te ontsnappen.
Spreuken 26:2 zegt: “...Een vloek komt niet zonder oorzaak.”
Satan had open deuren in het leven van Job - zijn kinderen wandelden niet met God dus ze waren wijd open voor aanvallen. Job had een hartaanval kunnen krijgen door stress en angst. Er was een reden dat Satan Job en zijn familie aanviel, Gods deel was om te beperken wat hem kon worden aangedaan.
Zonder verder in detail te treden, beschuldigden 3 van Jobs vrienden hem van een geheime zonde, maar een 4e, Elihu, sprak juist over God en Job. Hij zei dat God Job al een tijdje probeerde te bereiken, zelfs in zijn slaap, maar Job wilde niet luisteren. Job 33:14-30 en 36:1-12.
Elihu vertelde Job ook dat God hem dit niet aandeed, in 37:23: “Wat betreft de Almachtige, Hij is buiten ons bereik en machtig in macht en oordeel. Hij zal niet verdrukken.”
Elihu sprak juist over God en Job
Hij was de enige in het hele verhaal van wie God niet eiste dat hij zich zou bekeren. Vanaf hoofdstuk 38 van Job eist God van Job dat hij zich bekeert: “Wie is dit die de raad verduistert met dwaze woorden? Sta op als een man en ik zal je ondervragen”. De Heer vraagt Job of hij bij de schepping aanwezig was, of hij de ogen van een adelaar heeft geschapen om zo ver weg te kunnen zien, en vele andere vragen over de natuur en Jobs aanwezigheid of kennis.
In Job 39:35 vraagt God:"... instrueert Job Mij? Laat hij die Mij beschuldigt Mij antwoorden!” Job heeft wijselijk berouw en zegt in vers 37: “Ik ben verachtelijk. Wie zal u antwoorden? Ik zal mijn hand op mijn mond leggen.” Maar God blijft van Job eisen in 40:2: “Kleed je aan en kom mij tegemoet als een man! Breng je mijn rechtvaardigheid in diskrediet? Beschuldig je mij om jezelf te rechtvaardigen?”
Uiteindelijk, als de Heer klaar is, antwoordt Job in 42:1-6:
“Wie was het die in onwetendheid sprak? Ik was het. Ik verafschuw mezelf ... Ik sprak over dingen die ik niet begrijp, dwaas, dingen die mijn kennis te boven gaan, maar toch sprak ik alsof ik het wist... Ik heb van U gehoord, maar nu heb ik U gezien. Ik veracht mezelf in zak en as. (berouw)”
De laatste gedachte betreft 42:11, waar zijn vrienden Job troosten om 'al de dingen die de Heer over Job heeft gebracht'. Het Hebreeuwse woord 'hebi' van de wortel 'bo', staat in de toegestane tijd in plaats van de causatieve. Het zegt dat de Heer toestond dat er dingen met Job gebeurden, niet dat Hij er de bron van was, maar dat Hij het toestond. Dit komt weer overeen met het NT dat zegt dat God de mens niet op de proef stelt met kwaad, en als de vijand binnenkomt, stelt Hij grenzen en maakt Hij een weg om te ontsnappen.
Zoals Elihu met zoveel woorden tegen Job zei: 'God heeft je dit niet aangedaan, en Hij heeft geprobeerd je te bereiken, zelfs in je slaap, maar je hebt Hem genegeerd.' Job bekeerde zich en zijn leven werd hersteld en gezegend.
Volgende week hoe we de deur openzetten voor de duivel en hoe hij onze autoriteit tegen ons gebruikt. Tot dan, zegen,
John Fenn/AK
http://www.cwowi.org en e-mail me op [email protected]