We eindigden vorige week met Handelingen 15, waar een bijeenkomst was om een uitspraak te doen over het lot van de heidense gelovigen in de Joodse Messias. Petrus had gedeeld dat het God was die het werk onder de heidenen begonnen was, en dat Hij geen eisen had gesteld aan het huishouden van Cornelius, om de eenvoudige reden dat Hij hen de Heilige Geest had gegeven, zoals Hij ook aan de Joden had gedaan. Wie waren zij om iets toe te voegen of af te doen aan wat God Zelf geïnitieerd had? Konden zij iets vervolmaken aan wat God had gedaan, door regeltjes en wetten aan de heidense bekeerlingen op te leggen?
Paulus en Barnabas volgden wat God alreeds begonnen was. Petrus had gezegd dat de OT wet een juk was die zij noch hun vaderen konden dragen, en hij vroeg waarom zij zo’n juk op de heidense gelovigen wilden leggen, als God hen al de Heilige Geest gegeven had? Wat konden regels toevoegen als zij God in hen hadden wonen?
De uitspraak is er
Jacobus, de broeder van de Heer, die in Mattheüs 13:55 genoemd wordt, stond op en werd de woordvoerder en leider betreffende dit geschilpunt. Jacobus en een andere broer van de Heer, Judas, schreven de boeken Jacobus en Judas, in ons Nieuwe Testament. In Handelingen 12:2 wordt ons verteld dat Jacobus, de broeder van Johannes, door Herodes geëxecuteerd werd.
Merk eens de balans op waarmee de apostelen tot een beslissing kwamen. Als je regelmatig naar mij geluisterd hebt of mijn schrijven gelezen hebt, weet je wat ik herhaaldelijk zeg: het Woord en de Geest stemmen altijd overeen. Als je denkt dat de Geest iets aan het doen is, zul je dat in het Woord vinden en in de geschiedenis zien. Als je denkt dat je een openbaring in het Woord hebt gevonden, zul je ook zien dat de Geest dit in het lichaam van Christus doet en het in de geschiedenis gedaan heeft. Als de Geest en het Woord niet overeenstemmen, moet je veranderen wat je gelooft, omdat het bewijsbaar fout is!
Waar Petrus en daarna Paulus en Barnabas getuigenis over gaven, was dat zij vertelden wat zij geloofden dat de Heilige Geest onder de heidenen aan het doen was. De zorg van Jacobus was, of die bewering ook in het Woord te vinden was. Dat is hoe zij zouden bepalen of dit van God was of niet. Daarom begint Jacobus, in Handelingen 15:13 zo: “Mannen broeders, hoort naar mij! Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meetaan erop bedacht geweest is een volk voor Zijn naam uit de heidenen te vergaren. En hiermee stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven staat…daarom ben ik van oordeel dat men hen die zich uit de heidenen tot God bekeren, niet verder moet lastig vallen, maar hun aanschrijven, dat zij zich te onthouden hebben van wat door afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed. Want sinds jaar en dag zijn er in alle steden mensen die de wet van Mozes bekend maken.”
“Toen besloten de apostelen en de oudsten met de gehele gemeente mannen uit hun midden te kiezen en met Paulus en Barnabas naar Antiochië te zenden: Judas en Silas…en men schreef door hun bemiddeling:
“De apostelen en oudsten groeten als broeders de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cicilië…wij hebben gehoord dat enigen uit ons midden u met hun woorden hebben verontrust, uw zielen in verwarring brengende door te zeggen dat u besneden moet worden en de wet (van Mozes) moet onderhouden; wij hadden hun daar geen opdracht toe gegeven.”
“Want het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hiervoor wacht, zult gij wel doen.” Handelingen 15:12-31
Opmerking over ‘zielen in verwarring brengen, of verontrusten’
Het Griekse woord daarvoor is ‘anaskeuazontes’, wat wil zeggen ‘iets demonteren dat netjes in orde was, in het negatieve – dus verwarren, verontrusten, onttakelen, vernietigen, herrangschikken, verdraaien, misbruiken. Het werd op papyrusgeschrift uit die tijd gevonden en had de betekenis van”failliet doen gaan’. Dat is het effect, zei Jacobus, als die vereisten de heidenen opgelegd zouden worden, als zij zich zouden moeten laten besnijden en de wet van Mozes zouden moeten onderhouden – het verontrust de ziel, het maakt de ziel bankroet, het beïnvloed de ziel (denken, emoties) negatief, het brengt verwarring. Zijn woorden, niet de mijne, mensen! Dat was de beslissing van de auteurs van ons Nieuwe Testament. Denk eens aan het gewicht van die beslissing. Zij schreven het Nieuwe Testament binnen de context van dit besluit uit Handelingen 15. Al ons begrip over Galaten bijvoorbeeld, wordt gebouwd op het besluit hier genomen.
Wat dat besluit inhoudt
De vraag die naar hen toe kwam, was of gelovigen uit de heidenen zich zouden moeten laten besnijden en de wet van Mozes zouden moeten gehoorzamen. Hun antwoord was: nee, dat hoeven ze niet, maar je kunt laten zien dat je daadwerkelijk bekeerd bent, door je voormalige heidense praktijken op te geven. Zie je, de 4 instructies hierboven, zijn één. Zij hebben alle 4 betrekking op heidense afgodenaanbidding, wat het offeren van dieren inhield, op een heidense manier gedaan, door verstikking in plaats van dood te laten bloeden door de halsslagader te doorboren, zoals gedaan werd door de Joden. Gevolgd door het drinken van het bloed om daarna seks te hebben met een tempel prostituee. Dus: je hoeft Mozes niet te gehoorzamen, maar je moet laten zien dat je nu bij de Heer hoort door je te onthouden van je voormalige heidense wegen.
Je hoeft de wet van Mozes niet te houden, maar er zou wel een essentiële breuk met je vroegere leven moeten zijn
Het is belangrijk dat we zien dat Jacobus noemde dat ‘het de Heilige Geest en ons goed gedacht heeft’- zij sloten zich slechts aan bij wat de Heilige Geest duidelijk gemaakt had en wat in het Woord gevonden kon worden. Zaak gesloten, probleem opgelost.
Wat moeten wij vandaag de dag doen als we van de Joodse feesten houden? – kijk naar Paulus
Paulus was een geboren Jood, maar zijn bediening was aan de heidenen. Maar zijn Joodse wortels waren nog wel belangrijk voor hem persoonlijk. In Handelingen kunnen we lezen dat Paulus plannen maakte in Jeruzalem te zijn voor de viering van het Pinksterfeest.
“Hij nam afscheid van hen en zei: Ik moet beslist het komende feest in Jeruzalem vieren, maar ik zal bij u terugkeren.” Handelingen 18:21
“Want Paulus had zich voorgenomen Efeze voorbij te varen…want hij haastte zich om, als het mogelijk voor hem was, op de Pinksterdag in Jeruzalem te zijn.” Handelingen 20:16 (geschreven ongeveer in het jaar 60 na Christus)
Zoals het 30 jaar daarvoor was, op de Pinksterdag uit Handelingen 2, zo is het ook vandaag: daar waren Joodse mensen die overal vandaan kwamen, voor het feest. Maar er waren ook Joodse gelovigen in Jezus en heidense gelovigen in Jezus – en die dag betekende voor iedere groep iets anders.
Paulus vierde de feesten vanuit een positie van vrijheid, niet vanuit een positie van gebondenheid aan de gebruiken. Paulus wilde niet naar het Pinksterfeest omdat hij dat volgens de wet zou moeten, maar omdat hij dat zelf wilde en het iets emotioneels voor hem was, zijn persoonlijke achtergrond en cultuur. Hij nam deel aan het besluit van Handelingen 15, wat ons vertelt dat hij aan de feesten deelnam vanuit een gezichtspunt van vrijheid, niet door gedwongen te zijn door de wet van Mozes. Vrijheid dit te vieren, of niet. Christus is in jou, er is niets wat je kunt doen, zoals vasten of extra geld geven, geen enkele daad, die iets kan toevoegen aan het feit dat de Vader jou Zijn Geest en Zijn Zoon gegeven heeft.
Hedendaagse argumenten
Zij die wensen het besluit van Handelingen 15 te negeren, of die het willen veranderen om te geloven dat het over iets anders ging, wat duidelijk niet zo is, blijven teruggaan naar gedeeltes uit het Oude Testament en soms naar iets wat Jezus zei in de evangeliën. Anderen kiezen naar gelang verzen uit Galaten of andere brieven uit, die hun bewering ondersteunen.
En daar gaan we volgende week mee verder – tot dan, zegen,
John Fenn
www.cwowi.org
mail naar [email protected]