Vorige week noemde ik, dat zelfs 10 jaar na Pinksteren, als je als heiden geboren was en je de God van Israël wilde leren kennen, je Joods zou moeten worden. Zij worden proselieten genoemd in de Bijbel, (Herziene Statenvertaling, Handelingen 2:10, 6:5 en 13:43)
Maar toen Petrus door de Heer naar de Romeinse hoofdman (Cornelius) gezonden werd, waren de Joden die bij hem waren uitermate verbaasd en verwonderd dat zij de Heilige Geest op volkomen gelijke wijze als ZIJ ontvangen hadden* - God betrok ook heidenen in het reddingsplan, zonder dat ze Joods hoefden te worden – Petrus en degenen die bij hem waren, hadden tot dat moment daar geen enkel idee over. Zie hun verbazing: “Zo heeft God ook de heidenen de bekering ten leven geschonken!” Handelingen 11:18 *Handelingen 10:44-45
Paulus doet zijn intrede
Tot dat moment, dat God ook heidenen bekering wil geven zonder dat ze Joods moeten worden, was hun denken nog steeds naar binnen gericht. ALS een heiden de God van Israël wilde leren kennen, was het een uitzondering op de regel; per slot van rekening was het God die het contact met Cornelius en de Romeinen initieerde, niet zij – hun inspanningen waren naar de Joden gericht – als een heiden tot de Heer kwam, was het oké, maar het was niet hun focus.
Toen de Heer aan Paulus verscheen, even buiten Damascus, veranderde dit alles. Jezus vertelde hem dat hij tot de heidenen gezonden was*. Deze Paulus was een farizeeër**, getraind onder de vermaarde leraar Gamaliël^ en hij werd geroepen om niet-Joden tot Jezus te brengen. En Jezus zei niet dat zij Joods zouden moeten worden om redding te kunnen ontvangen.
*Handelingen 26:16-18, **Filippenzen 3:5
^Handelingen 5:34, 22:3
Toen Paulus aan zijn eerste reis begon, was dat naar de heidenen. Zoals vermeld in Handelingen 13:1-4, was een groep mannen aan het bidden, waaronder Paulus en Barnabas en de Heilige Geest sprak door één of meerderen van hen om deze twee uit te zenden – zo begon de reizende bediening van Paulus, zoals vastgelegd in Handelingen 13.
De eerste reis van Paulus duurde tot en met hoofdstuk 14 en daarna keerden zij terug naar waar ze begonnen waren, Antiochië.
De confrontatie
Handelingen 14 eindigt ermee dat Paulus en Barnabas teruggaan naar Antiochië en er staat dat zij ‘daar geruime tijd met de discipelen verbleven’. Daar deelden ze met de (heidense) gelovigen de geweldige dingen die de Heer onder de heidenen gedaan had in andere delen van het Romeinse Rijk. Het was duidelijk een vriendelijk publiek, aangezien hij tot heidenen sprak over heidenen en wat God in hun midden aan het doen was.
Laat mij deze observatie even noemen, omdat het belangrijk is voor huiskerk. Zie je wat de focus was van Paulus en Barnabas toen zij vertelden wat God in hun midden gedaan had? Als wij samenkomen is het om te delen wat God in onze harten en in ons midden aan het doen is, zoals Paulus en Barnabas dit hierboven deden.
Huiskerk ontmoetingen zijn NIET bedoeld om bezig te zijn met de verschillen, maar om ons te concentreren op wat we gemeen hebben. Verschillende meningen, zoals een opname voor de verdrukking of geen opname of meningen over andere onderwerpen, moeten geen plek krijgen in een huiskerk bijeenkomst. NIEMAND zou anderen moeten proberen zijn bepaalde overtuiging op te leggen – we komen samen om verder te gaan in onze wandel met Hem, door te vieren wat Hij in ons midden doet, wat wij met elkaar gemeen hebben. Het woord ‘gemeenschap’ is koinonia, wat ‘gemeen’ of ‘wat we gemeen hebben’ betekent. Houd je daar aan. Zoals Handelingen 2:42 zegt: Het onderwijs der apostelen (niet ons eigen), de gemeenschap, breken van het brood en gebeden. Simpel.
We vieren, zoals Paulus deed, wat we met elkaar gemeen hebben. De andere dingen zijn bijkomstig en hebben niets te maken met onze dagelijkse wandel met de Vader en Heer; we moeten bezig zijn met wat we met elkaar gemeen hebben en met het proces van discipelschap en gelijkvormigheid aan het karakter van Christus.
Even weer terug naar waar we mee bezig waren, lol
Dingen stonden op het punt te veranderen voor Paulus en Barnabas. Handelingen 15 begint met “En sommigen, die uit Judea gekomen waren (naar Antiochië), leerden de broeders: als u niet besneden wordt volgens het gebruik van Mozes, kunt u niet behouden worden. Toen er dan van de kant van Paulus en Barnabas een niet geringe tegenstand en woordenstrijd tegen hen ontstond….begaven zij zich naar Jeruzalem naar aanleiding van dit geschil, naar de apostelen en oudsten…”
Handelingen 15:5 vertelt ronduit wat het punt was, dus laat niemand jou vertellen dat de discussie niet ging over het gehoorzamen van de wet van Mozes: “Er zijn enigen opgestaan onder de aanhangers van de sekte van de Farizeeën die gelovig zijn geworden. Die zeggen dat men hen moet besnijden en moet gebieden de wet van Mozes in acht te nemen.”
Handelingen 15 – de beslissing werd voor ons allemaal genomen
Terwijl het gesprek heen en weer ging, kon het punt waar het om ging niet ontkend worden: God redde de heidenen; de vraag was alleen hoe Joods zij zouden moeten worden, als ze dat al zouden moeten…Uiteindelijk stond Petrus op en zei dit:
“Mannen broeders, gij weet dat God van de aanvang af mij onder u heeft verkoren, opdat door mijn mond de heidenen (Cornelius huishouden, Handelingen 10) het woord van het evangelie zouden horen en geloven. En God, die de harten kent, heeft getuigd door hun de Heilige Geest te geven evenals ook aan ons, zonder enig onderscheid te maken tussen ons en hen, door het geloof hun harten reinigende.” v 7-8
DAT is waar het om ging! De discussie ging over wat men had gedaan of zou moeten doen – de wet gehoorzamen of Mozes of niet? Moeten ze de gewoontes van de Joodse vaders volgen of niet? Maar Petrus’ argument steeg daarboven uit, omdat Hij liet zien dat het niet om hen ging en zei: “God heeft de keus gemaakt…God kende hun harten en gaf hen de Heilige Geest, evenals aan ons. God maakt geen verschil tussen hen en ons.”
We moeten als regel altijd eerst kijken naar wat God in iemands hart doet en daarmee werken, in plaats dat wij van buiten af met vooropgezette ideeën komen over wat die persoon zou moeten doen – kijk eerst naar wat God doet en volg Zijn leiding. Dat is wat Petrus hen hier vraagt te doen.
En vanuit die openbaring…
Voortkomend uit het feit dat God Zelf het gedaan had, vroeg hij “Wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen noch wij hebben kunnen dragen?” Dat juk is de Oud Testamentische wet met zijn 613 geboden – Hij zei dat het God verzoeken zou om die eisen op mensen te leggen, daar ze de Heilige Geest al hadden ontvangen.
Petrus noemde de wet een juk, van de lippen van Jezus in Mattheüs 11:28-30, waar Hij sprak over de religieuze lasten die door de leiders op mensen gelegd werden:
“Komt to Mij, allen die vermoeid en belast zijn en Ik zal u rust geven (redding is rust, vrede te hebben met God, geen inspanning van onze kant om dat te ontvangen). Neemt Mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart en gij zult rust vinden voor uw zielen. Want Mijn juk is zacht en mijn last is licht.”
Merk op dat Jezus zei Zijn juk op te nemen en van Hem te leren. Dit identificeert de juk als een leraar – de Heilige Geest, de leraar, de trooster. Een juk is iets waarmee 2 dieren zij aan zij verbonden zijn om een werk te doen – een beeld van ons en de Heilige Geest die samen een werk voor de Heer doen.
NIET het juk van regeltjes en reglementen van de OT wet.
Het is met de Heilige Geest dat we rust vinden voor onze zielen – dit gaat niet over redding, maar Jezus spreekt over de ziel – onze emoties, gedachten, denken, gevoelens. We vinden rust voor onze emoties met de Heilige Geest die ons leert over de nederigheid en zachtmoedigheid van Jezus. DIE last is zacht en licht.
Daar heeft Petrus zijn uitdrukking vandaan gehaald – en velen, zo niet de meesten die daar waren hadden dat ook al uit de mond van Jezus gehoord, net zoals Petrus dat had, dus begrepen zij onmiddellijk waar hij naar verwees. Het contrast was sterk: Het juk van Jezus en de Heilige Geest, dat tot rust leidt van onze emoties en denken, of het juk van de Oud Testamentische wet, die noch de Joodse vaderen noch de apostelen hadden kunnen dragen. Dit onderscheid zou later ook door Paulus gemaakt worden in zijn brief aan de Galaten, toen hij hun in hoofdstuk 3 vroeg of God wonderen in hun leven had gedaan door de Geest of door de wet. Dat is ook de vraag die voor ons ligt.
En daar gaan we volgende week mee verder – met welk juk wil jij verbonden zijn, de wet of de Heilige Geest? Het is het één of het ander…zegen,
John Fenn
Cwowi.org
Mail naar [email protected]