Er was eens een vrouw, actief in haar charismatische gemeente, die aan het eind van een jaar de Joodse wortels van haar geloof begon te ontdekken. Ze was opgetogen te leren over de 7 Joodse feesten (6 feesten, 1 vasten) die God aan Israël gegeven had; alles was nieuw voor haar en ze voelde zich als een kind in een snoepwinkel. Toen de Opstandingsdag in de lente naderde, vond ze het geweldig dat ze haar eerste Pascha Seder zou meemaken en ze alle verborgen aanwijzingen over de Messias daarin zou ontdekken. Ze begon een studiegroep bij te wonen die zich richtte op de Joodse wortels van het geloof.
In die lente en begin van de zomer begon ze naar een plaatselijke Messiaanse gemeente te gaan, naar de vrijdagavond Sabbat en de zaterdag bijeenkomsten. Haar zondagse gang naar de gemeente werd minder en ze raakte overtuigd dat zij gelijk had in alle dingen die Joods waren en dat de rest van haar vrienden minder kennis hadden. Zo op het oog was ze niet arrogant, ze had alleen het idee dat zij iets had wat de anderen niet hadden; later zou ze toegeven dat ze hun zag als minder geestelijk.
Een keerpunt
Maar alle openbaringen over de Joodsheid van de Heer veroorzaakte dat ze alles wat ze tot dat moment in haar leven geloofd had, ging onderzoeken en ze werd bang ‘iets fout’ te doen in haar geloof. Nooit vroeg ze aan een vriend of vriendin of wat haar geleerd werd, correct was in het licht van het Nieuwe Testament. Maar als ze echter een dergelijke vraag had, ging ze naar haar leraar (een Rabbi) bij de Messiaanse gemeente en vroeg hem om verduidelijking. Er werd bijvoorbeeld een studie gedaan over het boek Galaten, maar dat werd anders geleerd dan wat zij daarvoor geleerd had. Ze was in de war en al begreep ze niet alles wat zij zeiden, de rest van wat ze leerden was ‘juist’, dus ging ze erin mee.
Al gauw bleek dat haar vrienden niet meer een relatie met haar konden hebben, als het niet ging over haar nieuw gevonden Joods geloof. Geen stressvrije en relaxte bezoekjes meer, geen gesprekken tijden het koffiedrinken over het leven en de kinderen en over wat de Heer in ieders leven aan het doen was. Gesprekken waren éénzijdig, gespannen, gedomineerd door de informatie die ze geleerd had tijdens de Messiaanse Bijbellessen. Zij voelde zich ook niet meer verbonden met haar vrienden, maar wel met haar nieuwe vrienden van de Messiaanse gemeente.
Ze hield van de ceremonies bij de Messiaanse gemeente, de processie waarbij de boekrollen van het Woord binnengebracht werden, de liederen met een Joodse beat en tekst en de zekerheid die ze had dat hoe meer ze leerde over de Joodse wortels van haar geloof, hoe dichter ze tot God zou komen en hoe meer volwassen ze zou worden in haar geloof.
Haar geloof rechtvaardigen of haar vrienden bekeren?
Het leek dat ze altijd probeerde haar nieuw gevonden geloof te rechtvaardigen of haar vrienden te overtuigen van haar manier van denken. Haar vrienden echter wilden slechts een gesprek voeren over wat de Heer in hun leven aan het doen was, maar het leek dat hun vriendin geen echte relatie met de Heer of de Vader Zelf meer had, het was meer een relatie met het Oude Testament en de tradities, in plaats van met de Here Jezus.
Haar vrienden waren blij dat ze zoveel leerde, maar wat later observeerden zij dat zij gegroeid waren in de Heer en in karakter, terwijl hun Messiaanse vriendin gestagneerd leek te zijn in haar geloof, met een onderliggend gevoel van ontevredenheid, zelfs vrees dat als ze niet zus of zo zou doen, ze zou zondigen of de Heer zou teleurstellen. Ze verloor de intimiteit met de vrienden van de gemeente waar ze jaren naartoe geweest was en waarin ze actief was. Ze merkte dat ze helemaal geen goede vrienden meer had.
Dit is het dilemma
Ik kan je meerdere soortgelijke verhalen vertellen en al kunnen de personen anders zijn en de details wat verschillen, de basics zijn hetzelfde – hoe Joods moet een niet-Jood (een heiden) eigenlijk zijn?
Ik heb gezien hoe goede huwelijken uiteen gedreven werden omdat één van de echtlieden helemaal bezig ging met het Joodse geloof, terwijl de ander bleef in diens charismatische (of andere) gemeente. Ik heb gezien hoe mensen geestelijke eilanden werden omdat zij óf een gemeente verlieten óf omdat hun gevraagd werd te vertrekken vanwege een gespannen relatie met voorgangers en de mensen in de gemeente. Ik heb gezien hoe pastors met tegenzin toegaven aan gemeenteleden met een sterke wil, die gretig de Joodsheid van hun geloof in de gemeente wilden delen, omdat de pastor (in hun denken) daar niet veel over wist, enzovoorts.
Een beetje geschiedenis
In de hele geschiedenis van Israël hebben heidenen (niet-Joden) zich bekeerd tot het Judaïsme en werden ze verwelkomt in het verbond met God. Die bekeerlingen werden volledig Joods. Er zijn aanzienlijke voorbeelden te vinden in het Oude Testament, maar ik zal er hier alleen maar 2 noemen, vanwege gebrek aan ruimte.
De eerste is de Moabitische vrouw Rachab, de hoer van Jericho die de spionnen van Israël beschermde in haar huis op de muur van Jericho en die een rood koord (rood – verlossing) naar beneden liet zodat zij en haar gezin niet gedood zouden worden als de rest van de muur zou ineenstorten. Jozua 6:25 vertelt ons dat Jozua haar redde en alles wat ze had, en dat zij zich in Israël vestigde. Dat is het enige wat ons in het boek Jozua over haar verteld wordt.
MAAR ons wordt gezegd, in Mattheüs 1:5, waar Mattheüs ons het gelachtsregister geeft van Jozef (dat van Maria vinden we in het evangelie van Lucas), dat Rachab een Joodse man trouwde, Salmon genaamd en dat zij een zoon kregen die Boaz heette (zie ook Ruth 4:21-22).
Boaz groeide op en was aardig succesvol en op een dag merkte hij een Moabitische vrouw op, die daar was komen wonen, Ruth genaamd. Zij had zich, evenals zijn eigen moeder, tot het Judaïsme bekeerd. Dus was er bij hem geen aarzeling verliefd te worden op Ruth, die uit hetzelfde land was als zijn moeder en een gelovige in de God van Israël geworden was, evenals zijn moeder. Zij trouwden en kregen een zoon, Obed, die Jesse kreeg en Jesse kreeg David. Dus waren Boaz en Ruth de overgrootouders van David en Davids over-overgrootouders waren Salmon en Rachab. (nu weet je waarom het boek Ruth in de Bijbel is).
Zelfs tot Pinksteren in Handelingen 2 werden sommigen die getuigen waren van de gebeurtenissen, geïdentificeerd als ‘proselieten’ (Joden-genoten)- heidenen, bekeerd tot het Judaïsme (2:10). Zij werden Joods nadat zij gingen geloven in de God van Israël, al waren ze van geboorte heiden. Dat waren Oud Testamentische tijden, vóór Pinksteren. Is het vandaag de dag nog zo?
Daar gaan we volgende week mee verder, tot dan, zegen,
John Fenn
www.cwowi.org
mail naar [email protected]