Toen ik in de zomer van 1976 naar de universiteit van Indiana ging, werd ik uitgenodigd tot de studentenvereniging toe te treden waar mijn vader ook deel van was geweest, afgekort als Phi Kappa Psi, of Phi Psi.
Ik begon het eerste semester van dat jaar als een ‘Pledge’, wat wil zeggen dat ik beloftes moest doen om een Phi Psi te kunnen worden, en zij moesten beloftes doen om mij aan te nemen – als ik aan de vereisten zou voldoen. Er waren er ongeveer 15 in mijn (eerstejaars) Pledge klas en in totaal waren we met 95 mannen die onder hetzelfde dak woonden, met een ouder echtpaar dat als ‘huisouders’ fungeerden en voor ons kookten, maar over het algemeen genomen waren we op onszelf.
Dat eerste semester bestond o.a. uit onze ontgroening, rituele pesterijen, met als hoogtepunt de ‘hel week,’ wat zijn naam eer aan deed. We werden behandeld als marine rekruten, compleet met 100 push ups per keer, we werden uitgescholden en kregen te horen dat we nog minder waren dan de buik van een slang, onwaardig een Phi Psi te heten, enzovoorts.
Immers, Mark Spitz, die 7 maal een Olympische gouden medaille gewonnen had, was een Phi Psi en kwam van dezelfde school, zo’n 4 jaar eerder.
Vele industriëlen, dokters, advocaten, Olympische sporters, directeuren en dergelijke, waren Phi Psi’s. Mijn kamergenoot in dat eerste semester werd later gouverneur en daarna de senator van Indiana – maar wij eerstejaars waren slechts Pledges, hadden niets te vertellen en werden ook als zodanig behandeld.
Na die week van ontgroening werden degenen die het tot het eind volhielden, geaccepteerd en waardig geacht om de geheimenissen van de studentenvereniging (broederschap) onthuld te krijgen. Een week lang werden we onderwezen door mensen van de hogere klasse en door oud studenten en leerden we hoe de vereniging door 2 christenmannen was opgericht die het evangelie wilden verspreiden en die de kennis van God en Zijn wegen aan jonge mannen wilden bijbrengen. (Hoe weinig leek het daar nog op, in 1976)
We kregen te horen hoe de oprichting gegaan was, de geheime betekenissen van de vereniging, en waar de Phi, Kappa en Psi voor stonden in onze vereniging en we legden een eed af de idealen van de oprichters te handhaven (die uit christelijke en Bijbelse idealen bestond, dus ik had er geen probleem mee dat te zweren)
Ik werd door het hele huis gekozen als Chaplain, en met grote formaliteit en plechtigheid werd onze klas ingewijd in de geheimenissen van de Phi Kappa Psi broederschap.
Ja, er is een geheime handdruk, maar als ik die vertel, moet ik je doden. Lol.
Maar wat mij een Phi Psi maakt, is dat ik ingewijd ben in de geheimenissen van de vereniging. Alleen Phi Psi’s kennen die geheimen, de rest van de wereld niet. En iedere studentenvereniging, zowel voor mannen als voor vrouwen, heeft gelijksoortige geheimen waar alleen de leden kennis van hebben.
De Bijbel spreekt over ingewijd zijn in verschillende geheimen, waar ik de vorige week mee eindigde. Maar eerst…
De Magiërs
In het oude Mesopotamië bestond een samenleving van wat we ‘wijze mannen’ zouden kunnen noemen. In het Engels staan ze bekend als de Magiërs. Het woord ‘magi’ komt van het Griekse woord ‘magos,’ en meer direct vanuit het Latijns ‘magus’- de meervoud is ‘magi.’
Daar komt het woord ‘magisch’ vandaan en het refereert aan een geheim genootschap, broederschap, van kennis waar anderen niet van op de hoogte zijn. Zij zijn ‘buitenstaanders’ onwetend over de geheimen die alleen de leden kennen.
Ik wil geen geschiedenisles geven over de Magiërs, of de ‘Wijzen’ zoals veel Bijbels dit vertalen, maar wel wil ik noemen dat er een categorie van priesters was, zoals de vrienden van Daniël (en vijanden) die verscheidene koningen dienden, uit Babylon, Perzië en Meden.
Dat waren degenen die de verschillende dromen en visioenen van de koning niet konden uitleggen, terwijl God aan Daniël de uitleg gaf. Zij keken naar de sterren, erkennend dat de Schepper ze in de lucht geplaatst had, zoals Hij zei in Genesis 1:14: ‘Zij dienen tot aanwijzing (tekenen) van vaste tijden als van dagen en jaren.’ Zij specialiseerden zich in deze ‘aanwijzingen’ gedeeltelijk door astronomische observaties. (Daniël 2:48)
Vanwege hun geheime kennis, hadden ze een ster gezien die richting het gesternte betreffende Israel ging, en bepaalden dat er een nieuwe koning in Israël geboren was. Niemand in Israël kende het teken van de Ster van Bethlehem, en zelfs de wijzen kwamen naar Herodes om te vragen waar de nieuwe koning was – men had geen idee, behalve de Magiërs. Heel Israël en Herodes zagen dezelfde sterren als de Magiërs, maar zij behoorden niet tot de broederschap van kennis om te begrijpen wat ze zagen.
De Schrift openbaarde dat de Koning in Bethlehem geboren zou worden, dus gingen de Magiërs daarheen, en toen ze het gezin vonden, gaven ze baby Jezus geschenken, die typisch voor een Koning waren: goud, wierook en mirre (Matth. 2:11)
Mijn punt is, dat de Magiërs deel waren van een broederschap, gekenmerkt door geheime kennis die alleen bekend was bij degenen in de broederschap. Het lijkt menselijk te zijn om geheime clubs te hebben, van jongens die in boomhutten klimmen en die weigeren meisjes binnen te laten, tot het prikken van elkaars vingers om vervolgens de bloeddruppels samen te wrijven en zo ‘bloed broeders’ te worden, tot kleine meisjes die een ander meisje niet willen uitnodigen voor hun denkbeeldig ‘thee party’ terwijl er geheimen worden verteld, zoals welke jongen welk meisje leuk vind – geheimen die zij alleen kennen en niet wilden vertellen aan dat andere meisje.
Terug naar Paulus
Maar Paulus sprak van een verhevener stel geheimenissen waar hij ingewijd in was. Zijn brief aan de Filippenzen, die waarschijnlijk naar Lydia ging en de gemeente bij haar aan huis, was de warmste brief in het Nieuwe testament die Paulus aan iemand had geschreven. Velen geloven dat Lucas, een goede vriend van Paulus en de auteur van Lucas en Handelingen, met Lydia trouwde en bij haar achter bleef in Filippi. In Filippenzen ontdekken we meer over de verlangens van Paulus en zijn worstelingen dan we ergens anders doen in het Nieuwe Testament.
Hij laat ons een kijkje nemen in zijn ziel wanneer hij hen dankt voor hun financiële steun, met deze uitspraak in 4:11-13, die we in detail gaan onderzoeken:
“Niet dat ik dit zeg, als zou ik gebrek lijden; want ik heb geleerd met de omstandigheden waarin ik verkeer, genoegen te nemen. Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. In elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd, zowel in verzadigd worden als in honger lijden, zowel in overvloed als in gebrek. Ik vermag alle dingen in Hem die mij kracht geeft.”
“Ik heb geleerd” kan beter uitgedrukt worden als ‘Ik ben een nieuwe dimensie binnengegaan.’ Het Griekse woord ‘geleerd’ is ‘manthano’ wat te vergelijken is met ‘matheses’ en dat ‘discipel’ betekent. Het refereert aan iemand die een discipel van een ander (Ander) geworden is, en je zou kunnen zeggen, die dus een nieuw hoofdstuk in zijn leven begonnen is. Het woord wordt gebruikt om aan te geven in een nieuw seizoen van het leven te zijn, maar meer dan dat, het geeft aan dat iemand in een bepaald gebied, waar men eerst geen kennis over had, nu wel gegroeid is in kennis.
En wat is die nieuwe dimensie? Paulus gaat verder:
Ik heb geleerd met de omstandigheden waarin ik verkeer, genoegen te nemen. Dat wil niet zeggen dat Paulus niet blij kon zijn in Rome of in Efeze, het gaat over omstandigheden of situaties waar hij mee geconfronteerd werd.
Paulus was een nieuwe dimensie binnengegaan – ongeacht de situatie waar hij in zat, kon hij tevreden zijn.
Dat is niet een ‘Ik laat het wel over me heen komen,’ of ‘Ik denk dat ik er blij mee moet zijn’ of ‘het is niet wat ik voor mijn leven gedacht had, maar het is OK Heer.’NEE!
Het is het Griekse woord ‘autarkes,’ wat betekent ‘toereikend in jezelf’. Het bestaat uit 2 woorden ‘auto,’ dat ‘zelf’ betekent, en ‘arkeo’ wat ‘voldoende sterk, genoeg te zijn voor iets (Vine’s) betekent. Dit bij elkaar gevoegd, zegt Paulus dit:
“Niet dat ik vanuit een behoefte spreek. Want ik ben een nieuwe dimensie in mijn leven binnengegaan, om wat mijn omstandigheden ook zijn, zelfvoorzienend te zijn, genoeg te hebben voor waar ik mee te maken krijg. Ik weet wat overvloed is en wat gebrek is. Ik weet wat verzadigd zijn is en ik weet wat honger is. Want ik ben ingewijd in de broederschap van geheimenissen, hetgeen is: Ik vermag alle dingen in Hem (Christus) die mij kracht geeft.”
En daar gaan we volgende week mee verder…zegen!
John Fenn
www.cwowi.org
mail naar: [email protected]