Ik heb het deze serie over christenen die sterven met onbeleden zonden. Vandaag deel ik iets over gelovigen die door de Heer geoordeeld worden, en hoe je dit kunt voorkomen. Maar eerst:
Overtredingen in het Nieuwe Testament
Toen ik de uitvoerend directeur was van een grote Bijbelschool in Tulsa, had ik een student die me op stel en sprong wilde zien. Nerveus begon hij me te vertellen dat hij zijn zonden aan mij wilde belijden zoals opgedragen wordt in Jakobus 5:16: “Belijdt daarom elkander uw zonden en bidt voor elkander, opdat gij genezing ontvangt. Het gebed van een rechtvaardige vermag veel, doordat er kracht aan verleend wordt.”
Voordat hij verder kon gaan onderbrak ik hem en gaf ik hem de les die nu volgt. Het woord ‘zonden’ in Jakobus 5:16 is het Griekse woord ‘overtreding’. Jakobus droeg ons niet op onze zonden aan elkaar te belijden, maar hij zei ons onze overtredingen aan elkaar op te biechten.
Opbiechten?
Met andere woorden, om te gaan biechten of er aan een vriend, voorganger of andere persoon uit te flappen welke zonde je zaterdagnacht begaan hebt, is NIET Schriftuurlijk. Wat WEL Schriftuurlijk is, is om je overtreding op te biechten aan degene tegen wie je de overtreding begaan hebt – dat is wat Jakobus zegt. Dat is waarom hij zei dat nadat je je overtreding hebt opgebiecht, je voor elkaar moet bidden zodat je geheeld wordt (in de relatie).
De Bijbel interpreteert de Bijbel, en Jakobus 5:16 is niets meer dan een samenvatting van Jezus’ instructies uit Matteüs 18:15, waarin Hij zegt dat als je broeder tegen je zondigt, je naar hem toe moet gaan om herstel te zoeken. Dat is waar Jakobus het over heeft.
Paulus zei hetzelfde, maar dan op een andere manier. Hij breidde Jezus’ instructies uit Matteüs 18:15 uit door in Galaten 6:1-10 te zeggen:
“Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt gij, die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen. Verdraagt elkanders moeilijkheden; zó zult gij de wet van Christus vervullen.”
De getuigen
Je zult je wel herinneren dat Jezus in Matteüs 18:15 zei dat als de overtreder er met degene wie de overtreding is aangedaan niet uitkomt, hij één of twee getuigen mee moet nemen - mensen die van de overtreding afweten (en de moeilijkheden tussen hen beiden) – en samen moeten deze twee of drie proberen de relatie te herstellen.
Dit is wat Paulus zegt – als een broeder gepasseerd is in een overtreding, dan moet jij die geestelijk bent – niet in de overtreding betrokken, maar er wel van op de hoogte, naar hem toe gaan om de boel te herstellen als hij het toestaat. Zo niet, dan zei Paulus: “Wie denkt dat hij iets is terwijl hij niets is, bedriegt zichzelf. Laat iedereen zijn eigen daden toetsen en ieder mens moet zijn eigen last dragen.”
Met andere woorden, je probeert het goed te maken, maar die ander houdt voet bij stuk en doet de deur dicht, dan zei Paulus dat de tijd zal uitwijzen of die persoon gelijk heeft of niet. Als je meer wilt weten over het onderwijs van Jezus uit Matteüs 18:15-20 schaf dan mijn serie over de Bergrede en de serie over vergeving aan.
Jouw autoriteit
Sta eens stil bij de autoriteit die Jezus ons gegeven heeft. Bij Zijn opstanding zei Hij: “Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.” Johannes 20:23
Dat betekent niet dat je kunt zeggen “Vader vergeef iedereen in mijn land” – Maar volg het voorbeeld van Jezus, Hij vergaf hen die rechtstreeks en persoonlijk tegen Hem zondigden – een overtreding tegen Hem begingen. Opmerkelijk is Zijn vergeving van de Romeinse soldaten die Hem moesten kruisigen: “Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.”
Waar ze niet verantwoordelijk voor zijn
Als we hier op voortborduren, begrijp dan dat als geen van die soldaten ooit in Jezus zou gaan geloven, dan zal bij het laatste oordeel, waar al de zonden uit hun leven tevoorschijn komen, de zonde van het kruisigen van de Heer er niet een zijn waar ze verantwoordelijk voor worden gehouden. Verbazingwekkend.
Hetzelfde voorbeeld zien we bij Stefanus in Handelingen 7, die tijdens zijn executie vroeg, “Heer, reken hun deze zonde niet aan.” Dat betekent weer, dat zelfs als geen van hen ooit gered werd, bij het laatste oordeel deze zonde tegen Stefanus hun niet aangerekend wordt.
Dit betekent dat wanneer je zegt: “Vader, vergeef zuster die of die voor haar overtreding tegen mij” – het haar niet aangerekend wordt als ze voor de Heer staat. Wat een autoriteit dat God naar ons luistert!
Jezus staat aan onze kant
De Heer wil dus dat we met zo weinig mogelijk bagage voor Hem komen te staan. Daarom zegt Johannes in 1 Johannes 5:16: “Als iemand zijn broeder of zuster een zonde ziet begaan die niet tot de dood leidt, moet hij voor hem of voor haar bidden en zo de zondaar het leven geven. Dit geldt wanneer er sprake is van een zonde die niet tot de dood leidt. Er bestaat ook zonde die wel tot de dood leidt. In dat geval geldt mijn aansporing om te bidden niet.”
Een zonde die niet tot de dood leidt is elke zonde behalve die van het afwijzen van Jezus. Hij zegt hetzelfde als wat Jezus, Paulus en Jakobus zeiden – als iemand een overtreding tegen je heeft begaan of je bent een of getuige die hierbij betrokken is – dan ‘zie’ je die zonde, dan kun je de Vader vragen hem te vergeven en hij zal vergeven worden.
De zonde die tot de dood leidt is als een gelovige zijn redding afwijst, wat godslastering van de Heilige Geest is, Die de vertegenwoordiger is van redding. Daarom is de zonde die tot de dood leidt het afwijzen van de Heer. Dat is een zonde waarvoor je de Vader niet kunt vragen hem te vergeven bij die persoon, omdat ze hem bij hun volle verstand en uit eigen wil plegen.
Wandel in wat je kent
Johannes zei ook in 1 Johannes 1:7: “maar indien wij in het licht wandelen (onze ‘verticale’ wandel met de Heer is goed), gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander (onze ‘horizontale’ wandel met anderen is goed); en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.”
Hij richt zich op onze verticale en horizontale wandel met de Heer en zegt dat er een doorgaand reinigingsproces is van vergeving wanneer we in het licht wandelen (dat we hebben) en we in gemeenschap met elkander omgaan. Een doorgaand proces van vergeving komt heel natuurlijk als je wandelt in datgene waarvan je weet dat je er in moet wandelen. Wat als je uit dat licht stapt?
Daarom volgt vers 9 – als wij uit dat licht stappen, zondigen we; biecht het dan gewoon op (geef het toe) en word vergeven, opnieuw gereinigd zoals in vers 7 “van alle zonde”. Met andere woorden, je belijdt wat je weet en Hij reinigt ons automatisch van datgene wat we niet weten.
Mensen – wij leven in kameraadschap met God. Wij hoeven niet op te staan en Zijn genade te verdienen door te bidden, aanbidden, lezen en te belijden – wij leven in kameraadschap met Hem. Wij benaderen hem als iemand die Hem al in ons hart heeft. Wij vechten tegen de vijand vanuit de positie dat wij al gewonnen hebben. Wij leven met vrede naar God en de mensheid en de wetenschap al gewonnen te hebben van de vijand. Romeinen 5:1-2
Oordeel en gelovigen
Maar wat als een christen wil vasthouden aan een overtreding die hem aangedaan is, of wil vasthouden aan een zonde in zijn eigen leven en hart? Waar ligt dan het proces waar de Heer met ze afrekent?
Er was een probleem in Korinte. De rijke mensen weigerden om met de arme mensen te eten. Ja, het was de gewoonte in die dagen dat de rijken en armen gescheiden waren in het alledaagse leven, maar in Christus is iedereen gelijk en in de huiskerk die begon in Justus’ huis werd van de gelovigen verwacht dat ze samen aten en optrokken. ( 1 Korintiërs 11:17-22, Handelingen 18:7-8)
Met andere woorden, er was partijdigheid en er waren vooroordelen in Korinte. Is dat niet maar een kleine zonde vergeleken met wat wij ‘grote’ zonden zouden noemen? Maar Paulus maakt deze wonderbaarlijke opmerking over de zonde van vooringenomenheid:
“Daarom maakt iemand die op onwaardige wijze van het brood eet en uit de beker van de Heer drinkt, zich schuldig tegenover het lichaam en het bloed van de Heer. Daarom zijn er onder u veel zwakke en zieke mensen en zijn er al velen onder u gestorven. Als we onszelf zouden toetsen, zouden we niet worden veroordeeld. Maar nu velt de Heer zijn oordeel over ons en wijst hij ons terecht, opdat we niet samen met de wereld zullen worden veroordeeld.” (11:27-32)
Hij vroeg hun zichzelf te beoordelen of er vooroordelen in hun hart waren zodat de Heer hen niet zou hoeven te beoordelen… En daar pakken we het volgende week weer op. Hoe werkt het met het proces dat de Heer probeert ons onszelf te laten beoordelen voordat Hij ingrijpt? Wat gebeurt er met een persoon die door de Heer geoordeeld wordt? We hebben al gezien dat hij/zij naar de hemel gaat, zoals Paulus hierboven al aangaf – maar hoe doet de Heer dit?
Tot dan, zegen,
John Fenn / vertaling RO